Mijn leven

Coördinator Harry Nihom

Een overzicht dat mij ongeveer 10 jaar geleden door een journalist werd gevraagd.

Op 5 oktober 1927 ben ik in Winterswijk in de Spoorstraat 28 geboren. Mijn naam: Harry Nihom.
Ik heb een oudere broer, een voormalige wiskundeleraar. Mijn vader had een grossierderij in suikerwaren (noemden we vroeger zo). Hij is overleden op 15-5-1940. We hadden, voor zo ver ik mij herinneren kan, een redelijk goed leven. Mijn moeder overleed op 1-4-1954.

Ik heb op school C in Winterswijk gezeten. Achter de markt. De familie is, toen ik in de 6e klas zat, naar Scheveningen verhuisd. Ik heb natuurlijk herinneringen aan de 12 jaar dat ik in de Spoorstraat heb gewoond. We gingen met plezier naar school en ik heb veel gespeeld in de grote tuin, die lag tussen ons huis en het kantoor en magazijn van vader.
Er was een gymnastiek club in Winterswijk. Dit o.l.v. meester Mink die een sigarenwinkel had. Ik zat bij de kleuters en vader bij de veteranen. Ik herinner me de jaarlijkse uitvoering. Dat was een hoogtepunt. Ik dus als kind, en vader als veteraan. Hij was toen dus 37 jaar oud !! We voetbalden op school en knikkerden.

Ik ging vanaf mijn 6e jaar iedere dag niet alleen naar school, maar na schooltijd iedere dag, inclusief de zondag, naar Joodse les. In de zomermaanden was de Joodse les op zondag niet altijd leuk. We hadden dan langer les en amper de gelegenheid om naar het toch wel bijzonder mooie zwembad te gaan.
Ik zou liegen als ik zei: ik voel me een echte Achterhoeker. Maar natuurlijk is er een band en ik vind het steeds weer als ik Winterswijk of de omgeving bezoek, een plezier, maar ook verdriet, om daar rond te toeren.

Mijn vader was een bijzonder mens. Mijn moeder natuurlijk de liefste moeder. Vader heeft in de dertiger jaren al, laat ik het noemen, ondergronds werk gedaan. Hij smokkelde Joden over de grens en ving hen op. Er hing dus bij ons thuis een bepaalde gespannen sfeer. Eigenlijk altijd mensen over de vloer.
Enkele keren werden de ruiten ingegooid. Vergeet niet dat Winterswijk niet alleen een bloeiende Joodse gemeente had, maar ook een hoog percentage NSB-leden.
Op 6 oktober 1939, zijn verjaardag, werd vader door de politie opgepakt en in de cel gegooid.
Het verhoor, het proces verbaal, heeft mijn broer die zich daar intensief mee heeft beziggehouden, nooit kunnen vinden. De bladen bleken uit het politieboek te zijn gescheurd.
De toenmalige minister van Justitie had opdracht gegeven vader uit de grensstreek te verwijderen (30 km). Hij mocht niet meer terugkomen.
Reden: het schenden van de neutraliteit.
Later heeft mijn broer geconstateerd dat hij en waarschijnlijk ook moeder, toen al bij de Britse inlichtingendienst heeft gewerkt.

Op 15-4-1940 zijn we naar Scheveningen verhuisd om de familie weer compleet te hebben.
In 1938, toen ik bij meester Langendijk in de 4e klas zat, vroeg hij mij of ik Zwarte Piet wilde spelen. Hij was n.l. Sinterklaas en we moesten dan alle dorpen in de buurt bezoeken (Kotten, Woold, enz.) Ik was natuurlijk trots en blij en vertelde dit opgetogen aan moeder. ’s Avonds riep Vader mij, nam me op de knie en zei dat het hem wel speet, maar dat ik geen zwarte Piet mocht spelen. Dat moest ik maar aan de meester mededelen. Zijn reden: veel te bang dat ik zou worden gekidnapt.

10 mei, toen we dus net 4 weken in Scheveningen woonden, brak de oorlog uit.
15 mei werden de wapens neergelegd. Dat moment vergeet ik nooit. Ik zat met vader in de auto, toen hem dat door controlerende militairen werd medegedeeld.
Als je mij dus vraagt: hoe was je jeugd, dan zeg ik: ik was jong volwassen en had toen al meer meegemaakt dan veel kinderen in hun hele leven. Hoe moeder ons groot gebracht heeft, is mij nu nog een raadsel. De zaak in Winterswijk was al dicht en zij zat met 2 kinderen.

In Scheveningen ben ik naar de HBS gegaan, en in 1941 naar de Joodse HBS. Op 4 december 1942 moesten we onderduiken. Mijn broer en ik zijn tot de bevrijding bij elkaar gebleven. We hebben legio opvang-adressen gehad, en tot de bevrijding op 18 april 1945 hebben we gedurende de laatste 2 jaar bij een gouden familie in Rheden gezeten.
Moeder ging bij de ondergrondse werken en werd in februari 1945 met de hele groep opgepakt en in april vrij gelaten omdat er toen geen afvoer naar Duitsland meer was.
We zijn na de bevrijding in Utrecht gaan wonen. Daar heb ik de HBS doorlopen, was voorzitter van de schoolvereniging Animo, heb daar ook voor Sinterklaas gespeeld !!, en ik mocht na het verkrijgen van mijn eindexamen soldaatje gaan spelen. Was ruim 2 jaar in Indonesië, waar ik ook een goede relatie had met de Joodse gemeenschap en diverse bijeenkomsten mocht organiseren. Ook daar deed ik al veel aan sport. Was onder meer keeper in het team van de Militaire Politie. Wij waren het eerste team dat tegen de peloppers (de vrijheidsstrijders) speelde. Ook een bijzonder moment.

Na terugkeer, kreeg ik baan in de herenconfectie. Ik zou toen al graag naar Israel willen emigreren, maar kon het moeder niet aandoen. Die had al genoeg meegemaakt.
Mijn leven is beïnvloed door het voorbeeld dat mijn ouders hebben gegeven. Ik tracht in hun schoenen te lopen. Door het leven in de Achterhoek, heeft mijn vader zijn werk gedaan. Dat kon niet als we toen b.v. in Amsterdam hadden gewoond.

Vanaf het begin was ik lid van de Joodse sportorganisatie Maccabi en heb diverse functies vervuld. Ik heb in mijn leven op sport en sociaal gebied veel mogen doen. Dit beschouw ik niet als een hobby, maar als een opdracht.

Ik ben getrouwd in 1956, heb 3 dochters, waarvan er nu 2 ook in Israel wonen.
Mijn vrouw en ik zijn op 3 december 1989 geëmigreerd.
Ik behoor tot de weinigen, die de oorlog overleefd hebben en besef dat dit eigenlijk een wonder is. Dat ik nu nog actief mag zijn, waardeer ik iedere dag. Ben overigens tot 1984 in de kinderconfectie actief geweest en daarna gedurende ruim 4 jaar directeur van de Nederlandse Zionistenbond. Dit tot juni 1988. Vanwege de diversiteit van mijn functies en werkzaamheden en daardoor mijn relaties, heb ik sinds ons verblijf in Israel ook diverse projecten mogen opzetten en begeleiden.

In 1973 heb ik na de Jom Kippoeroorlog in Nederland de stichting “Vrienden van Beth Halochem” opgericht. Beth Halochem vangt in Israel de militaire gehandicapten op en begeleidt hen hun leven lang.
Sinds ik in Israel woon (1989) houd ik me bezig met het begeleiden van slachtoffers van terreur in Israel. Vanwege mijn relatie met onder meer de organisatie Christenen voor Israel heb ik gedurende een aantal jaren voor CvI in Nederland op scholen en voor ouderen lezingen mogen houden over de geschiedenis en de politieke situatie in Israel. Deze samenwerking is na de dood van wijlen Pee Koelewijn, jammer genoeg op een scheiding uitgelopen.
Ik ben doorgegaan met het begeleiden van projecten, het houden van lezingen in Nederland en het uitgeven van een wekelijkse nieuwsbrief. Mede vanwege mijn werk is er een stichting in Nederland opgericht.

De stichting Lechaim (op het leven) zet zich in om financiën te vergaren en ik zet me in om dit op een verantwoorde manier uit te geven. Ik kom 2x per jaar naar Nederland om spreekbeurten te houden. Dus om te vertellen over de problematiek van de slachtoffers van terreur, de achtergrond van de problemen in het M-O, in het bijzonder Israel en de huidige politieke situatie, die m.i. door het overgrote deel van de media negatief gekleurd wordt weergegeven.
Ik tracht de mensen wakker te schudden en aan te tonen dat het probleem in het M-O niet een beperkt, maar een internationaal probleem is.

Ik vind het een voorrecht als ik ook in mijn geboorteplaats het woord mag voeren en hulp vragen voor de slachtoffers en een beeld geven van het politieke gebeuren.
Ik was kort geleden in Nederland gedurende 3 weken en heb iedere avond een spreekbeurt gehouden. In Brugge, Maastricht, Middelburg, Sneek, Enschede, de Punthorst, enz. Dit keer hoop ik weer alle windhoeken van het land te zien.

Het lijkt een bijna onmenselijke taak. Maar om over het Joodse land Israel te mogen spreken en mensen materiaal mee te geven opdat zij een en ander met goede ogen gaan bekijken, geeft een bijzondere voldoening.

Zoals al vermeld, heb ik na de Oktober-oorlog in 1973 in Nederland de stichting “Vrienden van Beth Halochem” mogen oprichten. Wij hebben ons ingezet om invalide Israelische militairen te steunen, de hand te reiken. Daardoor heb ik inzicht gekregen in de problematiek van slachtoffers in het algemeen.
Toen ik enkele jaren geleden een telefoontje uit Nederland kreeg van een kerkgenootschap, dat wat wilde doen voor slachtoffers van terreur, meende ik dat dit een makkelijke zaak was. Mij bleek dat de militairen, waar ik vroeger mee heb gewerkt, perfect zijn georganiseerd en dat dit een totaal ander verhaal is dan slachtoffers van terreur.
Op fysiek, maar vooral op psychisch gebied.
Een soldaat wordt gewond en dan in een hospitaal behandeld en afhankelijk van zijn invaliditeit verder begeleid.

Een kind dat haar moeder of vader verliest, of omgekeerd, een buschauffeur die een aanslag overleeft, maar wel in de bus 30 doden en 20 gewonden kan tellen, wordt getraumatiseerd en is verloren voor de maatschappij.
Ik kan tientallen verschillende voorbeelden geven, maar dat doe ik beperkt bij een spreekbeurt.
Er zijn dus directe en indirecte slachtoffers. We hebben te doen met b.v. families die in Samaria wonen en vanwege veiligheidsmaatregelen niet meer naar hun werk kunnen of vanwege een slachtoffer-vader of -moeder niet meer voldoende verdienen. Deze families steunen wij met voedselpakketten. Wij concentreren ons op Samaria en Zuid-Israel.

Wij vragen om een donatie, groot of klein. Dus een door een ieder te betalen bedrag. Het totaal moet voldoende zijn om regelmatig de daartoe geselecteerde families en projecten te steunen.
Ik coordineer de zaak in Israel en werk met contactpersonen die mij de rapporten geven. Zij begeleiden de families en de projecten. Ik doe dat amper. Reden: ben te emotioneel en kan dit allemaal moeilijk verwerken. Moet mij zelf beschermen.
Ik heb wel regelmatig een speciaal project. Dat promoten we via mijn Focus en onze website. Dat zijn projecten, waarbij ik zelf wel betrokken ben. Anders kan ik daar moeizamer over schrijven en praten.

Ik woon dus in Israel omdat ik oprecht meen dat we hier thuis horen. Als wij voor 1940 een eigen ‘huis’ zouden hebben gehad, dan zouden we geen 6 miljoen Joden hebben verloren.
Maar emigreren is geen simpele zaak. Dat moet men eigenlijk doen als men jong of ouder is. Of een dermate goed gespecialiseerd beroep hebben, dat het niet moeilijk is om iets op te bouwen.
Ik houd me hier dus bezig met de begeleiding van slachtoffers en verzorg een nieuwsbrief. Dat vergt veel tijd. En aangezien ik ook nog enkele keren per week op de tennisbaan te vinden ben, kom ik eigenlijk tijd tekort.

Vanaf het moment dat ik gedemobiliseerd was, was ik dus betrokken bij het sportgebeuren van de Joodse sport-organisatie Maccabi. Deze wereld-organisatie houdt iedere 4 jaar de Joodse Olympische Spelen. In 1961 was ik deelnemer (tafel-tennis) en in 1965 bestuurder van het Maccabia comité en in 1969/1973/1977/1981 voorzitter van het comité en captain van de Nederlandse afvaardiging.
In Israel wordt veel aan sport gedaan. Basketbal is de meest populaire sport. Maccabi Tel Aviv is een van de sterkste ploegen in Europa. Voor de Europa Cup heeft deze club de finale bereikt.
De hal is bij ieder wedstrijd, zeker de internationale wedstrijden, afgeladen vol. Dat wil zeggen: ongeveer 12.000 juichende en joelende Israeli’s. In Praag was vorige week de halve finale en de finale. Daar waren ongeveer 10.000 Israeli’s als supporters aanwezig.

Wij leven hier, ondanks alle spanning, een normaal leven. Het culturele leven staat op hoog niveau. Nergens ter wereld worden zo veel boeken gelezen als in Israel.
Aanslagen maak ik gelukkig nooit van dichtbij mee. Zou niet best zijn. Ik houd me bezig met de gevolgen van een aanslag. Wij kunnen niet een ieder helpen. Maar wij zijn niet de enige actievelingen. Er zijn meer stichtingen, enz. die hun steen(tje) bijdragen.
Er zijn diverse Focussen waarin ik een aantal zaken omschrijf. Ik werk met de gedwongen verhuisden uit Gush Katif. Ben daar vanzelfsprekend diverse malen geweest. Maar ik heb daar een contactdame in Nitzan, die mij de noden doorgeeft. Ook van die aanslagen is wel wat op de website te vinden. De meest dramatische zijn b.v. het Dolphinarium in Tel Aviv. De aanslag op een café op een vrijdagavond, het Parkhotel in Netanya op Paasavond enkele jaren geleden, het hotel in Ariel, maar ook diverse aanslagen in Tel Aviv, enz. enz.

Slachtoffers worden vanzelfsprekend geholpen door de Sociale Dienst, maar die heeft ook regels. Wij vullen aan. We hebben veel te doen met getraumatiseerde mensen.Trauma komt niet op de dag van de aanslag, maar veel later. Nu hebben we, zoals vermeld, onder meer te doen met veel kinderen die uit Gush Katif komen en nu in de Negev ondergebracht zijn en last hebben van de rakettenregens. Kinderen die niet naar school kunnen of willen. Ten dele omdat zij daar zijn ondergebracht waar geen school is. Dit is een hoofdstuk apart.

Natuurlijk vreet het aan je als je de mensen ontmoet en hen ziet lijden.
Maar het vreet in het bijzonder wat betreft de Gush Katif groep, omdat het eigenlijk een politieke beslissing van Sharon was .Een beslissing die veel menselijke ellende heeft veroorzaakt. Wij zetten ons in om te bereiken, zoals ik dat noem: een beter leven voor slachtoffers van terreur.
Wij betalen b.v. voor een slachtoffer die 1x per week naar het ziekenhuis voor physiotherapie moet, en woont op de Westbank en moet naar het ziekenhuis in Tel Aviv, de taxi.
We betalen een laptop voor een jongeman van 8 jaar, die in het ziekenhuis ligt, zwaar getroffen is, maar op deze manier lessen krijgt en eigenlijk met zijn klas bij blijft.
We betalen voor een slachtoffer de verzorging van zijn gebit. We betalen voor een werkster in een gezin, waar de moeder totaal invalide is, de vader gedood, enz.
We verzorgen voedselpakketten. Dat wil zeggen de financiering.
Over psychisch leed: ieder slachtoffer is anders. Zoals al aangetipt, er is het verschil tussen militairen en terrorismeslachtoffers.
Ik heb een familie die een paar jaar geleden een dochter van 15 jaar hebben verloren. Bij de bushalte neergestoken. De familie heeft 2 zonen. Beide zonen waren verloofd en hebben de verloving uitgemaakt. Hun verloofdes hadden ook blond haar en leken te veel op hun zusje.
Vader Zwi vertelde mij: als 1 van de zonen was gedood in het leger, was dat ook erg geweest. Maar daar waren we op voorbereid dat zo iets zou kunnen gebeuren, maar een dochter verliezen op zulk een manier is levenslang een litteken.

Ik vrees nooit en te nimmer voor mijn leven. Ik voel me, even tussendoor vermeld, hier veiliger dan in Nederland. Ik laat me ook niet tegenhouden, of ga niet naar iets omdat ik dat niet veilig vind. Ik ben geen G-dsdienstig mens maar wel gelovig. Ik heb eerder vermeld, het is een wonder dat ik hier zit. Dat heeft een reden. Dus die reden vul ik in.

Ik ben niet partijdig, wel politiek bewogen en meen dat ons onrecht wordt aangedaan. Daarom geef ik ook lezingen.
G-d heeft Abraham een stuk land gegeven. Dat land is voor de Joden. Dat verjaart niet Wat dus door Sharon is gedaan en wat Olmert daarna op zijn programma had staan, druist in tegen wat er geschreven staat in de Bijbel, onze Thora.

Arabieren, algemeen gesproken, worden verkeerd geleid door hun geestelijke leiders. Een gevaar voor de maatschappij. De doorsnee Arabier heeft jammer genoeg geen toegang tot objectieve informatie en aanvaardt met de ogen dicht wat hun leider zegt. Het fanatisme is een wereldbedreiging. In Israel wonen 1.3 miljoen Arabieren. Die hebben een goed leven. Niet in de gebieden waar gevochten wordt, waar het terrorisme de overhand heeft. Maar vraag een Arabier in Haifa of in Tel Aviv of hij o.l.v. de P.A. wil leven, dan kijkt hij je aan of je gek bent. Zij hebben hier een goed leven. Dat is niet bij de PA of in Gaza. Dit is de grote vergissing van Bush, Blair, enz. enz.

Maar ook in Israel zijn te veel mensen vergeten waarom we in het Joodse land Israel wonen. Ik zie op kortere termijn geen licht in de tunnel. Ik geloof niet in een 2e Palestijnse staat. Abu Mazen en achterban hebben geen bestaansmogelijkheden. Als de Palestijnen (zijn ze niet, het zijn gewone Arabieren) gewerkt zouden hebben als de Joden in Israel, dan hadden ze nu een goed leven gehad en wij geen oorlog.

Ik tracht door mijn nieuwsbrief en door mijn spreekbeurten een juist beeld te geven van het gebeuren. Mensen oordelen zonder feiten te kennen. Dat zie ik ook bij politieke leiders die zich met het Midden-Oosten willen bemoeien. Als ik zeg dat Abu Mazen, de democratisch gekozen president van de Palestijnse Autoriteit, een terrorist is en een grotere bandiet dan Arafat, dan kijkt men mij vreemd aan. Maar deze man was wel de organisator van de aanslag in München tijdens de Olympische Spelen in 1972, en hij is wel de schrijver van een boek, waarin hij de Holocaust ontkent. En deze man wordt met alle eer door velen ontvangen. Zelfs door huidige Israelische leiders.

Dus staande in vandaag en kijkend naar het verleden, is de enige mogelijkheid om een toekomst op te bouwen.

h.nihom@stichtinglechaim.com


Meer over het leven van de familie Nihom:

Artikel bij het overlijden van Rolf Nihom…

Onderzoek van Rolf Nihom naar zijn vader Karel Nihom…

Herdenking 179 Joodse leerlingen in 2014…